Groep 8
Het maken van een werkstuk

Het maken van een werkstuk

Afgelopen week heeft uw kind een hand-out meegekregen over het maken van een werkstuk. Verderop in dit bericht ziet u de uitleg nog een keer.

De belangrijke data voor u op een rij 
- het inleveren van het kladwerkstuk: vrijdag 9 december 2022
- het inleveren van het netwerkstuk: 20 januari 2022

De kinderen leveren hun kladwerkstuk in waarna zij van mij feedback krijgen. Dit gebruiken de kinderen om hun netversie uiteindelijk te maken. 

Het maken van een werkstuk  

In groep 6 oefen je met het maken van een werkstuk. 
In groep 7 maak je 1 werkstuk met een aardrijkskundeonderwerp. 
In groep 8 maak je 2 werkstukken, een met een biologieonderwerp en een met een geschiedenisonderwerp. 

Voor aardrijkskunde zou je kunnen denken aan een land of een verschijnsel, zoals bijvoorbeeld vulkanen. Voor biologie zou je bijvoorbeeld een dier kunnen kiezen en voor geschiedenis moet je denken aan een persoon of een gebeurtenis. 

Bedenk eerst waar je je werkstuk over zou willen maken. Het is natuurlijk fijn als je ouders je daarbij willen helpen. In de klas zal de juf er meer informatie over geven. Als je een onderwerp hebt bedacht, ga je opzoek naar informatie over jouw onderwerp. Dit kan je doen op internet en in de bibliotheek. Je moet de informatie die je hebt gevonden in je eigen woorden opschrijven. Het is dus belangrijk dat je de teksten die je gebruikt goed begrijpt.   

Als je boeken gebruikt, let er dan op dat het boek niet te oud is. Als het boek 20 jaar oud is, kloppen er misschien veel zaken niet meer.  
Ga de websites, boeken en artikelen eens rustig doorlezen. Lees je in een boek iets dat je in jouw werkstuk wilt gebruiken, schrijf dan de titel, het stukje van de tekst en het nummer van de bladzijde over. Lees je iets op internet dat je wilt gebruiken, schrijf dan de naam van de website op en het stukje tekst of kopieer dat in Word. De boeken en/of internetsites die je gebruikt, komen in je boekenlijst. Daar schrijf je ook de namen van de schrijvers bij. Dit is de laatste bladzijde in je werkstuk, maak hiervoor het kopje “bronnen”. 

Een werkstuk bestaat uit verschillende onderdelen die in een bepaalde volgorde staan: 

  1. Een titelblad 
    Hierop staat de titel van het werkstuk, een afbeelding en jouw naam. 
  1. Een inhoudsopgave 
    Hierin staan alle hoofdstukken. 
  1. Een inleiding 
    Hierin staat waarom jij voor dit onderwerp hebt gekozen.  
  1. Meerdere hoofdstukken met informatie over jouw onderwerp 
    Groep 6 maakt 3 hoofdstukken van minimaal een half A4tje.  
    Groep 7 maakt 4 hoofdstukken van minimaal een half A4tje. 
    Groep 8 maakt 5 hoofdstukken van minimaal een half A4tje. 
  1. Afsluiting  
    Hierin staat wat je over het onderwerp hebt geleerd. 
  1. Bronnen  
    Hierin staan de titels van boeken en websites die je hebt gebruikt.  

 Denk bij het maken van jouw werkstuk aan de volgende dingen: 

  • Een voorkant met een titel, een afbeelding en je eigen naam.  
  • Geen stukken overschrijven uit boeken of stukken van internet kopiëren. Lees eerst het stuk tekst en schrijf het daarna uit je hoofd op in je eigen woorden. De juf controleert of je niets het gekopieerd.  
  • Maak het werkstuk op de computer en vergeet niet het goed op te slaan. 
  • Je print het werkstuk thuis uit. 
  • Doe het werkstuk in een map(je). 

Tussendoor moet je op de afgesproken dag je voorlopige werkstuk inleveren. De juf controleert het en geeft adviezen. Zo weet je of je op de goede weg bent met je werkstuk. Dan krijg je het voorlopige werkstuk terug en kun je een definitieve versie maken. Lever je werkstuk op de afgesproken dag in. Eerder mag natuurlijk ook. 

Terug